Twijfelend keek ik door het raam van de grote schuifpui. Twee minuten, drie minuten, misschien wel vier. Zal ik wel of zal ik niet. De jungle die mijn achtertuin heet, wuifde vrolijk heen en weer. Prachtig groen. Het had iets op die ochtend, verwilderd, dichtbegroeid, zeiknat. Haast tropisch, maar dan zonder de warme temperatuur.
De tijd tikte door, ik moest een keuze maken. Nu. Of althans, zo snel mogelijk. De wind sloeg kleine regendruppels tegen het glas. Ik kon niet inschatten hoe nat het buiten was. Tegen de harde wind in fietsen met een paraplu is ook niet je van het. In plaats van een logisch afdakje, transformeert mijn paraplu bij een flinke rukwind in een soort soepkom waar het regenwater zich verzameld tot een plasje. Klotsend en kletterend boven mijn hoofd.
Mijn kat vermaakte zich prima in de tuin en leek totaal geen problemen te hebben met het hemelwater. In tegendeel. Hij tijgerde op zijn buik door het hoge gras en verschool zich daarna toch onder de grote Eik. Dat was het moment dat ik neigde naar de paraplu. In de hal stond een grote roze. Met het onding in mijn hand keek ik nog een keer vluchtig door het raam. Ik moest toch mijn jas nog dicht doen. Het leek ineens een stuk droger. Binnen twee tellen had ik het besloten. Geen paraplu. Ik stapte vol goede moed op de fiets.
Na amper driehonderd meter op mijn tweewieler voelde ik de eerste regenspatten. Grote, lauwwarme druppels en veel ook. Ik kneep mijn ogen tot spleetjes. Mijn zomerjas plakte aan mijn armen. Stoplichten weerhielden mij er dit keer niet van door te rijden. Binnen vijftien minuten arriveerde ik op mijn werk. En hoe.
Met een handdoek trachtte ik mijn haren en gezicht ietwat droog te deppen. Mijn collega grapte ondertussen iets over een verzopen kat en morste daarna koffie over haar hand. Niet lachen, had ik nog gezegd. Ik geloof in Karma. Zij nu ook.
Voor de spiegel in het toilet deed ik gruwelijk mijn best er nog wat van te maken, maar het resultaat was een mager zesje. Terwijl ik van huis vertrok met een dikke acht komma vijf; haren perfect in het gareel, huid netjes in de foundation en lange, krullende wimpers zonder klontjes. Na deze natte ellende toonde de spiegel mij een gezicht met een rode neus, zwartgrijze mascaravegen en een verwilderde coupe, hoewel dat best aantrekkelijk kan zijn. Met een blotebillengezicht nam ik plaats achter de balie.
Voor mijn vertrek later die middag, kocht ik een paraplu. Een klein formaat die prima in een handtas past. Ik stapte de fietsenstalling binnen, zocht mijn zwarte fiets en mijn sleutel en was klaar om het Hollandse weer te trotseren. Toen naar buiten liep, werd ik bruut overvallen. Verrast. Verblind. Door de felgele zonnestralen en een helblauwe lucht.
Mardou van Kuilenburg



Plaats een reactie